Tuesday, April 29, 2014

De Halve van Haren



'Hey, jij reist en loopt toch over de hele wereld?'
 Zo nu en dan, yup.

'Via Runner’s World kan je vast toegangsbewijzen voor allerlei races krijgen, of niet!'
Zo nu en dan, yup.

'Waar ga jij voor je PR op de halve marathon?'
In Haren.

Ieder jaar ben ik er weer. Een keer voor de 12K, twee keer voor de halve marathon, een keer als toeschouwer (herstellende). Ook dit jaar was het tijd: de Halve van Haren was er weer! De gezelligste race van het jaar. Althans, voor mij dan.

Deze jaarlijkse wedstrijd wordt georganiseerd door de hardloopvereniging van Leonard, genaamd ATC ’75. Dus, mijn broer loopt de wedstrijd. Dus, ik loop de wedstrijd.

Zo simpel is het leven zo nu en dan.

In oktober 2013 had ik op de Halve van Amsterdam een enorme hap van mijn persoonlijk record afgebeukt: van 1:41:nogwat naar 1:35:10. Wat vooral fijn was: het ging lekker.

Maandenlang had ik getraind en het was bijna op de dag af twee jaar geleden dat ik een ongeluk had wat me lang van lopen afhield. Nou had dit negatieve jubileum weinig emotionele waarde, toch speelde het wel even door mijn hoofd toen ik mijn ouders voorbij vloog (zo vond ik het eruit zien. De realiteit was waarschijnlijk minder Hollywoods) en het Olympisch Stadion in liep.

Dit was voor mij het grote doel van het jaar. Want 2014 zou een ander jaar worden: marathon jaar.

Maar, om langzaam al de goede hoeveelheid kilometers te pakken om naar het ‘echte’ marathontraining te gaan, besloot ik ook de Halve van Haren te lopen.

Een pittig parcours met een aantal onverharde paden, een viaduct op rond de 19K, en een onverklaarbaar zwaar lang recht eind tussen de ongeveer 16-18K. Maar ook een erg gezellig parcours, want meestal vind ik ergens langs het parcours twee keer mijn vrouw, schoonzus, neefje en nog een aantal vrienden. Fijn om naartoe te lopen!

Vriend Henk en ik gingen samen van start, broer Leonard startte rustiger door een aanhoudende verkoudheid. Traditiegetrouw startte ik dom hard, en hield dit dom lang vol.

Vriend Henk deed gezellig mee de eerste vier kilometer, maar liet me toen weten dat hij even moest bijremmen. ‘Dat klinkt goed!’ dacht ik nog, om vervolgens totaal niet te remmen. Nee, vandaag ging ik het anders en andersom doen.

Al sinds mijn eerste wedstrijd hoor ik hetzelfde van andere lopers: hoe ik nog kan sprinten bij de finish, dat betekent dat ik nog heel veel over heb. Wat ik ook doe, ik heb altijd wel wat over. Soms bewust, soms onbewust. Ook in Amsterdam kon ik nog versnellen in de laatste paar kilometers.

Nou, dat ging me in Haren niet gebeuren.  In Haren viel ik aan tot ik moest verdedigen. En aanvallen deed ik. Tot ik moest verdedigen.

Het ging allemaal zo ontzettend soepel dat ik me al onderweg wat zorgen begon te maken. Tot de 14K liep alles als een zonnetje en kwam ik een bende vrienden en familie nog vrolijk zwaaiend en grollend voorbij.

Nog geen 800M daarna begon een andere race: de ‘ben ik er al?’ race. Dan is 6K nog een heel eind. Het verschil was niet enorm dramatisch, ik kon nog zeker doorlopen. Maar je voelt het ineens: vanaf hier is het werken. De rente betalen van de snelle kilometers.

Weer kwam ik alleen te zitten op het door mij zo gehate stuk ergens tussen 16 en 18K. Geen idee waarom ik het daar altijd zo zwaar heb, maar het is elk jaar weer raak.

Tegenwind, alleen zitten, een mini-man met een mini-hamer, ik weet het niet. Maar ik baal altijd als een stekker daar. Misschien ook omdat ik weet dat dat nare viaduct eraan komt.

Ik wilde volhouden, ik wilde onder die 1:35:10 en dat leek goed te gaan lukken. Toch gebeurde er iets nieuws. Normaal gesproken als ik het zwaar heb, dan besluit ik af te remmen. Dit keer was het geen besluit.

Ik dacht nog precies even hard te gaan, maar zag op m’n Garmin dat ik toch zeker 20 seconden per kilometer langzamer ging. Het mooie was, dat ik toen meteen dacht, ‘He, wat is er mis met mijn Garmin?’. Fantastisch. Ik kan niet harder na 17K hardlopen en mijn eerste gedachte is: het zal de technologie wel zijn. Aan het zelfvertrouwen lag het blijkbaar niet.

Ik begon tijd te verliezen. Sneller dan de bedoeling was. De rekensommen begonnen meteen; hoeveel mag ik verliezen om toch nog 1:35:09 te lopen? De marges leken veilig, toch vond ik het spannend: als er per ongeluk een halve minuut per kilometer uit mijn broekzak kan vallen, wat gaat er dan de laatste kilometers nog gebeuren?

Het viaduct was zwaar. Maar die was een stuk zwaarder geweest als er niet ineens een aardige meneer naast me liep, die doorhad dat ik op dat moment niet perse het nut van viaducten inzag.

‘Kom op jongen, je bent er bijna! Haak aan!’ Ik blubberde wat terug over dat het toch wat zwaar begon te worden (ik vond dat ik dit zei, zijn versie is wellicht anders. Iets in de trant van ‘grrrurbl moe bleuark  stom grgrl?) en haakte aan.

Daarna was het volhouden. Ik herinner me nog erg goed op de 20K dat ik me niet kon voorstellen hoe ik dit nog een kilometer ging volhouden. Dat was echt nieuw voor me, zo moe zijn onderweg. Maar de finish kwam in zicht en ik wist dat ik een dik persoonlijk record ging lopen.

1:31:55. Blij als een aap stommelde ik de finishlijn over. Moe moe moe. Maar blij. Deze kan wel eens even blijven staan, dacht ik meteen. Vooral met het oog op de marathon zal ik voorlopig niet meer sneller worden. Maar ik was en ben trots op deze tijd!

Succes met die verslaan, future me.

PS: Leo, JA! vanavond samen lopen.

No comments:

Post a Comment